wp9ba2a964_0f.jpg
wp874451fb.png
wpd10183a4.png
wpe90e51d4.png
wp13ff7515.png

Ontwerp 3

Bedrogen met open ogen?

 

In audioland worden we nogal eens geconfronteerd met de opmerking dat er zo weinig kwaliteitsverschillen te horen zijn tussen CD-spelers van diverse prijsklassen en dat het niet zoveel zou uitmaken of je nu een dure of goedkope CD-speler koopt.

Sommigen schaffen zich daarom maar een DVD-speler aan die ook gewone CD’s accepteert en afspeelt; dat scheelt in ieder geval een flink stuk in de prijs en wat onze oren horen lijkt dan ook nog nauwelijks interessant. De verschillen zijn immers toch maar gering, zo lijkt het.

 

Vanuit onze invalshoek kunnen we dit gezichtspunt t.a.v. te geringe hoorbare kwaliteitsverschillen maar al te duidelijk verklaren. Twintig jaar research in audiokabels heeft ons zoveel inzicht en ervaring opgeleverd, dat we ook de oorzaken hiervoor kunnen aanwijzen. Voor een deel kunnen we bovengenoemd standpunt zelfs beamen, maar voor een veel groter deel juist niet.

 

Als een audiokabel is behept met ongewenste reflecties, (een fenomeen dat zich meestal pas manifesteert aan het eind van de inspeelperiode) en een te hoge capaciteit (soms een verkapt verkoopargument in de vorm van een opdruk als “low noise”of “noiseless”), dan zal de CD-speler het signaal niet optimaal kunnen overdragen aan de voorversterker. In die gevallen zullen kwaliteitsverschillen tussen CD-spelers niet ten volle kunnen worden waargenomen en ontstaat een onjuist oordeel inzake de kwaliteit van de gebruikte CD-speler, want de kabel werkt dan sterk nivellerend.

In zoverre kunnen we het eerste standpunt van niet gehoorde kwaliteitsverschillen wel billijken, maar tevens is hiermee aangetoond dat de aangenomen uitgangspunten dus niet kloppen, want er wordt steeds geluisterd naar een combinatie van CD-speler + kabel.

 

Verder van huis zijn we met de zienswijze van degenen die vinden dat verschillen bij audiokabels dienen te worden toegeschreven aan inbeelding of suggestie, omdat er zo weinig aan kabels valt te meten.

 

Op basis van deze stelling heeft zich in de loop van de afgelopen 25 jaar een frappant staaltje van oorzaak en gevolg voorgedaan. Bij de groep die vindt dat er aan audiokabels maar weinig valt te horen omdat er geen verschillen zijn te meten, manifesteert zich de quasi-stelling: “Een kabel is een kabel”.

Een min of meer automatische reactie hierop was logisch bij de eerstgenoemde groep: “een DA-omzetter is een DA-omzetter”.

 

Geen van beide stellingen is juist, dat moge duidelijk zijn, maar als vanuit de verkoophoek van consumentenelektronica alleen maar wordt gewezen op het belang van een goede DA-omzetter, waar het belang van een goed klinkende audiokabel wordt weggewuifd of het liefst helemaal niet ter sprake komt omdat er toch geen hoorbare verschillen zouden zijn, mag vanuit de consumentenhoek genoemde reactie niet als al te bevreemdend worden verondersteld; dan hadden we in het verleden ons huiswerk maar beter moeten doen.

 

Natuurlijk bent u het beste af met een hoog gekwalificeerde DA-omzetter, maar dan wel in combinatie met een audiokabel die in staat is verschillen tussen DA-omzetters hoorbaar te maken. Qsinus pretendeert zo’n kabel te leveren.

 

Extra info hierbij:

 

Een DA-omzetter is een schakeling die een digitaal signaal, bestaande uit enen en nullen, omzet in een analoog signaal waarin een heel scala aan frequenties en geluidssterktes valt te herkennen.

Iedere CD-speler met een analoge uitgang is noodzakelijkerwijs uitgerust met zo’n schakeling. Dit geldt voor zowel de simpelste portable CD-speler als voor het meest geavanceerde high-end apparaat.

Een zeer voor de hand liggende vooronderstelling is dan dat er tussen deze twee uitersten wel eens kwaliteitsverschillen zouden kunnen bestaan! De grote prijsverschillen tussen beide kunnen toch niet doen vermoeden dat het allemaal één pot nat is. Met een ondeugdelijke kabel zou wel die verkeerde conclusie kunnen worden getrokken.

 

Als aan een afgeschermde draad stekkers worden gesoldeerd en er is geen sluiting, dan zal de zo ontstane kabel zeker signaal doorlaten en transporteren, met als basiseis: hoi, die doet het!

Het “doen” van een kabel zegt echter nog helemaal niets over de kwaliteit van de fysiologische eigenschappen van die kabel; m.a.w. hoe zit het met de sterkteverhoudingen tussen de weer te geven frequentiegebieden? Of, om het nog anders te zeggen: worden alle frequenties wel in de juiste sterkteverhoudingen doorgelaten?

 

Een goede DA-omzetter moet aan deze criteria voldoen, maar een goede audiokabel evenzo. Voor de technische ontwikkeling is het lastig geweest dat er aan kabels weinig leek te meten, waar dat met DA-omzetters beter lukte.

De audiokabel is steeds een min of meer ondergeschoven kindje gebleven omdat we er meettechnisch geen raad mee wisten. Met twintig jaar research komt er dan toch een ander licht op deze zaak zonder dat ons daarbij een kostbaar laboratorium ten dienste stond.

 

Research, vasthoudendheid en een strategie die was geënt op een bij ons overtuigde filosofie, hebben ons met vallen en opstaan geleid tot een kabel waarvan de gehoormatige kwaliteit empirisch werd bepaald. We hebben ons daarbij niet laten afhouden of leiden door negatieve adviezen die vrijwel steeds waren ingegeven door de gedachte dat er aan kabels toch nauwelijks iets valt te meten. Verspilde energie werd verondersteld, want als er aan kabels niets valt te meten is er ook niets aan te ontwikkelen, ongeacht of dat nu wel of niet hoorbaar zou zijn.

Wij hebben deze schijnbaar logische zienswijze gelogenstraft als de wel hoorbare verschillen reproduceerbaar blijken, maar niet zonder ook nog te moeten meten!

 

Zevenaar, 10 april 2008.

 

 

Audiokabels van een verslavende klankzuiverheid

wp10929bac_0f.jpg

© copyright qsinus vof 2013