Ontwerp 3
Bedrogen met open ogen?
In audioland worden we nogal eens geconfronteerd met de opmerking dat er zo weinig
kwaliteitsverschillen te horen zijn tussen CD-
Sommigen schaffen zich daarom maar een DVD-
Vanuit onze invalshoek kunnen we dit gezichtspunt t.a.v. te geringe hoorbare kwaliteitsverschillen maar al te duidelijk verklaren. Twintig jaar research in audiokabels heeft ons zoveel inzicht en ervaring opgeleverd, dat we ook de oorzaken hiervoor kunnen aanwijzen. Voor een deel kunnen we bovengenoemd standpunt zelfs beamen, maar voor een veel groter deel juist niet.
Als een audiokabel is behept met ongewenste reflecties, (een fenomeen dat zich meestal
pas manifesteert aan het eind van de inspeelperiode) en een te hoge capaciteit (soms
een verkapt verkoopargument in de vorm van een opdruk als “low noise”of “noiseless”),
dan zal de CD-
In zoverre kunnen we het eerste standpunt van niet gehoorde kwaliteitsverschillen
wel billijken, maar tevens is hiermee aangetoond dat de aangenomen uitgangspunten
dus niet kloppen, want er wordt steeds geluisterd naar een combinatie van CD-
Verder van huis zijn we met de zienswijze van degenen die vinden dat verschillen bij audiokabels dienen te worden toegeschreven aan inbeelding of suggestie, omdat er zo weinig aan kabels valt te meten.
Op basis van deze stelling heeft zich in de loop van de afgelopen 25 jaar een frappant
staaltje van oorzaak en gevolg voorgedaan. Bij de groep die vindt dat er aan audiokabels
maar weinig valt te horen omdat er geen verschillen zijn te meten, manifesteert zich
de quasi-
Een min of meer automatische reactie hierop was logisch bij de eerstgenoemde groep:
“een DA-
Geen van beide stellingen is juist, dat moge duidelijk zijn, maar als vanuit de verkoophoek
van consumentenelektronica alleen maar wordt gewezen op het belang van een goede
DA-
Natuurlijk bent u het beste af met een hoog gekwalificeerde DA-
Extra info hierbij:
Een DA-
Iedere CD-
Een zeer voor de hand liggende vooronderstelling is dan dat er tussen deze twee uitersten wel eens kwaliteitsverschillen zouden kunnen bestaan! De grote prijsverschillen tussen beide kunnen toch niet doen vermoeden dat het allemaal één pot nat is. Met een ondeugdelijke kabel zou wel die verkeerde conclusie kunnen worden getrokken.
Als aan een afgeschermde draad stekkers worden gesoldeerd en er is geen sluiting, dan zal de zo ontstane kabel zeker signaal doorlaten en transporteren, met als basiseis: hoi, die doet het!
Het “doen” van een kabel zegt echter nog helemaal niets over de kwaliteit van de fysiologische eigenschappen van die kabel; m.a.w. hoe zit het met de sterkteverhoudingen tussen de weer te geven frequentiegebieden? Of, om het nog anders te zeggen: worden alle frequenties wel in de juiste sterkteverhoudingen doorgelaten?
Een goede DA-
De audiokabel is steeds een min of meer ondergeschoven kindje gebleven omdat we er meettechnisch geen raad mee wisten. Met twintig jaar research komt er dan toch een ander licht op deze zaak zonder dat ons daarbij een kostbaar laboratorium ten dienste stond.
Research, vasthoudendheid en een strategie die was geënt op een bij ons overtuigde filosofie, hebben ons met vallen en opstaan geleid tot een kabel waarvan de gehoormatige kwaliteit empirisch werd bepaald. We hebben ons daarbij niet laten afhouden of leiden door negatieve adviezen die vrijwel steeds waren ingegeven door de gedachte dat er aan kabels toch nauwelijks iets valt te meten. Verspilde energie werd verondersteld, want als er aan kabels niets valt te meten is er ook niets aan te ontwikkelen, ongeacht of dat nu wel of niet hoorbaar zou zijn.
Wij hebben deze schijnbaar logische zienswijze gelogenstraft als de wel hoorbare verschillen reproduceerbaar blijken, maar niet zonder ook nog te moeten meten!
Zevenaar, 10 april 2008.
Audiokabels van een verslavende klankzuiverheid
© copyright qsinus vof 2013